De eed luidt als volgt: 'Ik zweer, dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer, dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer, dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.'

Vervolgens werd door Harold Kol zijn twee voorste vingers opgesteken en daarbij de woorden uitgesproken: "Zo waarlijk helpe mij God almachtig."

Hiermee gaf Harold Kol aan dat hij zijn werkzaamheden niet alleen op eigen kracht kan uitvoeren, maar dat hij zijn vertrouwen op zijn Hemelse Vader stelt.

Harold, van harte gefeliciteerd met deze benoeming. Gods Zegen toegewenst op al je werkzaamheden!
Deze bijdrage is hier terug te zien en te beluisteren.